De stad kruipt in mij
laat haar licht in mij dwalen
laat de stroom van de auto’s
als zee in mij galmen
De stad houdt zich in mij gevangen
verschuilt zich in rimpels in de rouwrand
van nagels in de ruis in mijn oren
in het gruis in mijn mond, in –
De stad kruipt in mij
laat mij niet meer verdwalen
geeft de straten een naam
geeft de huizen een nummer
geeft de auto’s een vak
maakt ontelbaarheid telbaar
en het glas in mijn fietswiel
bijt zich vast in mijn hart
als de scherven van spiegels
waarin ik je zag om de hoek
van een straat –
ooit
Want jij hield je schuil achter
glinsterend licht achter drempels
en deuren achter alles wat sliep
achter alles wat hard en beweging-
loos was maar nooit
aardedonker
nooit echt
zonder
licht