Ze ligt wakker in bed
en kijkt hoe het dag wordt
Beneden hoort ze
de stemmen al praten
Ze wil niet bewegen
de droom niet verjagen
maar op straat rijdt
een fietser luid bellend
voorbij
Het rinkelen scheurt
de droomvliezen open
De beelden zijn vaag
en de stemmen zijn dwingend
Wanneer ze zich aankleedt
betast ze haar vinnen
Zij weten niets van de pijn
in haar benen
de vlammende messen
de gloeiende stenen
Zij denken dat ze
een kind van hen
is
Maar zij weet wel beter