Vasalis: “Mijn gewone, dagelijkse leven en een ander leven, dat er onderdoor stroomt, zijn heel, heel verschillend. Ik zou van die onderstroom mijn dagelijks leven niet kunnen maken. Jij, en de dichtkunst en nog een paar dingen vormen de ondergrondse werkelijkheid. Afgezien van al deze moeizame woorden kan ik gewoon zeggen, dat ik niet weet hoe ik je noemen moet. Ik heb geen behoefte een van de etiketten , die je voorstelt op mijn gevoel voor jou te plakken.”
“Ik hoed een soort eenzaamheid en armoede, die ik onmogelijk voor langere tijd kan opheffen. Ik moet alleen zijn en beschouw het andere als een groot gevaar. Met Jan ben ik alleen.”
(Uit: Maaike Meijer: M. Vasalis. Een biografie, p.352)
Vasalis schrijft dit aan Victor van Vriesland, die haar een aanzoek doet (ook al is Vasalis dan al jarenlang getrouwd met Jan Droogleever Fortuyn).
Het dichten is niet die onderstroom, die ondergrondse werkelijkheid, maar maakt er deel van uit. Herkenbaar is de gelaagdheid in het leven en hoe de passionele liefde deel uitmaakt van die onderstroom en er tezelfdertijd een bedreiging voor is.