Wie zag de wilskracht van de leeuw
toen hij nog – lusteloos en vegeterend –
rondjes liep en op bevel zijn tanden
en zijn kunstjes toonde
aan leeuwentemmer en publiek
Maar nu hij op de bleke nek
van de dompteur – die was vergeten
dat een leeuw een leeuw is en geen kat –
zijn kaken heeft gesloten
stokt onze adem
Het was de meute honden
waar we ons voor hoedden –
niet een circusdier