Verhalen over Fransesca
1.
Fransesca woonde in een hutje bij de zee.
Ze woonde daar met twee. Dat was soms
wel wat eenzaam. Er waren struiken distels
duinen. Soms kwamen er mensen langs dan
moest ze zich verschuilen en huilde ze
de zoute tranen die ze van de zeewind had
geleerd
Soms zag ze weer voor zich – maar nee daar
mocht ze niet aan denken en hoeven
trappelden het strand dan hield ze koppig
handen op haar oren en hoorde niets.
Ze was alleen de aarde was voor haar
geschapen
De wereld was niet groot. Ze kon er maar
net op. De golven en de duinen en het strand
heetten haar elke morgen welkom dan was
ze weer alleen en kwam de wind die met haar
praatte en kneep ze snel haar oren dicht
en zei ze niets het had geen zin te praten waar
niemand was
Soms vond ze planken en dan kneep ze snel
haar ogen dicht. Geen boot kan varen waar
het water stopt en wat was de zin van een schip
als niemand het kon sturen?
2.
Fransesca woonde in een huisje bij het meer.
Ze keek wel eens tv. Dan kroop ze in de zetel
met een kussen en sloot haar ogen.
Mijn levensloop is zwaar geweest, zei ze dan
tegen haar autobiograaf. Die schreef het op.
3.
Fransesca woonde in een hutje bij de bron.
En elke dag zag je haar langs het water lopen.
Ik wandel maar wat, zei ze en schommelde
onschuldig met haar hoofd. Ik kom nog wel
waar ik zo graag wil komen.
Ze zag wel beelden maar dat waren dromen.
Ze was alleen en soms keek ze de mensen aan
en dan, zelfs als je lachte, sloot ze verkrampt
haar ogen en fluisterde: Ze zijn er niet ze hebben
je bedrogen. En ging dan lopen.