Categoriearchief: gedichten

verlangen naar wolken

1
Hier was regen en donkere wolken. Waar ze
vertrokken was had koud lichtblauw de hemel
opgevuld. Ze wist niet of ze wilde weten waarom
ze weer vertrokken was toen blauw de lucht

de zon een bundel stralen zonder kern — en waar
ze aankwam wolken en niemand die haar aansprak

2
In het licht van het treintoilet waren haar ogen
anders. Ze ontdekte een puist waar haar hals
werd bedekt door haar sjaal en ze keek naar
haar gezicht — vooral de ogen — om te zien

of ze haar kon vertrouwen met wie ze haar
reis was begonnen. Dat was niet altijd zo

3
maar ze zag het meestal op tijd aan die ogen.
Dan ging ze zitten, in een stationsbuffet, en
wachtte, en dronk koffie en vergeleek de smaak
met koffie in de andere buffetten. En als ze

in de spiegel weer haar eigen ogen zag en wist
dat ze zichzelf weer kon vertrouwen, dan
volgde ze opnieuw de blauwe lucht

4
Ze kwam aan in een station waar licht in stralen
door een koepel viel en gras op het perron tussen
de tegels groeide — er waren nergens woorden.
Ze liep de berm langs door de kiezels naast de

sporen in de richting van de blauwe lucht.
Maar stond plots stil en draaide zich om en rende
en rende, voor het eerst sinds lang

5
Ze kwam aan in de leegte van een grote stad
en ze hield meteen van de kou die haar sneed en
haar niezen deed en haar zachtjes omarmde. Ze
voelde zich thuis. Ze doolde dagenlang door

lege bruine straten langs het spoor en niemand
die haar zag. Toen wist ze zeker dat er geen
herinneringen waren en dat ook hier de
blauwe lucht haar zou verjagen. Ooit

6
Ze praatte met een man die over haar kwam
zitten en die haar een sigaar aanbood — die ze
aannam en aanstak en waar ze misselijk van
werd. Ze zweette maar ze vond het aangenaam.

Terwijl hij praatte bleef ze naar zijn handen staren
en toen hij weg naar de wc haar zitten liet, staarde
zij uit het raam de wolkeloze hemel in, en toen hij
weer terug kwam, was ze weg — al had ze

van die handen kunnen houden.

7
Wanneer ze moe haar ogen sloot zag ze nog steeds
die handen en vergat ze zijn gezicht. Ze wilde niet
in ogen zien die ze niet kon vertrouwen — alleen
haar eigen ogen — maar van haar eigen kleine handen

hield ze niet.

foto: regen - mjp

kat

foto - kat - mjp

kat – mjp

 

Het waren al die jaren die niemand had gezien –
Zij had als elke kat als elke heks haar negen levens
maar had ze tegelijk geleefd. En nu was zij op twintig
– het lenig lichaam van een slanke kat die zonder

iets omver te stoten behoedzaam tussen breekbaar
vaatwerk sluipt – een oude bes verrimpeld in haar ziel
en met een zweem van spijt dat zij haar levens zo
verborgen had geleefd en niemand haar zou kennen

als zij haar negen levens stierf

veel wind

foto: Book at the beach - Pien Rijlaarsdam

Veel Wind moet komen
de gordijnen doen bollen
de lakens die hangen
te luchten meenemen
Veel Wind moet komen
de blaren verspreiden die
bijeengeharkt waren
Veel Wind moet alles
een aangezicht geven
moet alles een ander
aangezicht geven —

 

(c) foto: Pien Rijlaarsdam

brieven naar huis

Ze doen hier allemaal alsof de wereld zwijgt
en op een klein lichtgevend scherm vertonen ze
hun dromen. Ze denken dat er niemand is. Ze
denken schaamteloos de wreedste dingen.

Ze spiegelen zich aan elkaar en ze verzamelen
een eindeloze reeks van Dingen waarvan je niet
eens wist dat je ze nodig had. Gelukkig zien ze
mijn gedachten niet. Ik denk met heimwee aan

je dichtbevolkte wouden; hier is de eenzaamheid
zo absoluut dat ze elkaar verslinden, en je niet
toelaten alleen te zijn. Ze maken altijd maar geluid
omdat ze bang zijn anders te verdwijnen. En ech,

ze willen huizen bouwen op hun maan. Ik kan hun
namen niet onthouden; ze hebben eendere gedachten
die nauwelijks te onderscheiden zijn van hun Muziek
hun Televisie —

Waarom ben ik hierheen gegaan?

foto: achter de wolken ligt het universum - mjp

of: Heimwee naar het buitenaardse – sf-poëzie

nacht

Ooit was de nacht mijn vriend — tot hij
me niets meer kon verkopen. Toen sloop
hij binnen in mijn huis om ongemerkt
mijn spullen te ontvreemden. Eerst alle

keitjes, schelpjes die de schoorsteen sierden
toen foto’s brieven boeken toen mijn bed.
De nacht was ooit een vriend van mij
die ik vrijwillig binnenliet

die ik te eten gaf en in
mijn eigen bed liet
slapen terwijl
ik op de sofa
sliep

 

de straten van mijn jeugd

Ik liep op zondagochtend naar de kerk. Als enige
van het gezin – de rest was lang geleden al van het
geloof gevallen. Ik liep door de Volhardingstraat
– no kidding – naar de kerk en halverwege

hoorde ik het luiden van de klokken al. Ik liep door
onze stille wijk – door god verlaten en de mensen
sliepen – en op een dag, een ochtend, hoorde ik het
luiden van de klokken niet maar vogels zongen

in de dichte struiken en wolken reisden op de wind
voorbij en in de geur van bloesem leek een tekst
zich te verschuilen die ik wou lezen – zonder mensen
stemmen, klokken en gezang, zonder de lichte

aanraking van schouders om me heen van jongens
die me door de week beschimpten, terwijl van
op de kansel vrede en genade en vergeven werd
gepreekt – Ik dwaalde af ik dwaalde naar het park

niet de Volhardingstraat door naar de kerk maar
achteloos de hoek om van de Tentoonstellingslaan
volhardingstraat - mjp