Op 22 september 1998 werd Semira Adamu tijdens een gedwongen repatriëring gedood door de politie-agenten die haar begeleidden.
Gedwongen verwijderingen en opsluiting van mensen die geen misdrijf hebben gepleegd, gebeurt nog steeds in België, evenals het criminaliseren van mensen die zich ertegen verzetten.
Onder dit gedicht dat ik daarover schreef in 1999, vind je de tekst die Amnesty International vorig jaar schreef bij de 15-jarige herdenking van Semira Adamu’s dood.
Hekken
Ik wil met mijn lichaam de hekken vernielen maar
mijn hele gewicht leunt met lege handen – mijn benen
uiteen – tegen gepantserd staal. Een machteloze rit
Ze duwen ons twee cellen binnen – zoveel als er
geslachten zijn voor hen – en sluiten dan het
traliehek. Geen telefoon geen eten en geen drinken
en geen wc – alleen elkaar. Ik kom er goed vanaf ik
moet niet strippen. De tijd neemt over eindeloos
en leeg geen boek geen pen de meesten ook geen veters
Ik leg me op de koude vloer de zware dikke lucht
rust op ons allen de tegels zijn tenminste fris dan
moet ik pissen. Daar bij de mannen is een bel zonder
geluid. Ik zie hun handen vruchteloos op twee
metalen stippen duwen. Niemand komt. De tijd
– net als de lucht – beweegt niet meer. De stemmen
gonzen op de blinde muren onder neonlicht. Ik mis
mijn sigaretten niet en na de suikerwafels ook geen
eten maar wat ik mis is dat de tijd beweegt en lezen
Ik mis de plastic strip die rond mijn polsen zat om
mee te spelen. Ik luister de verhalen af over die keer
toen het hetzelfde was maar anders. Voor mij
is niets nog als voordien – want op dat ogenblik
begrijpt mijn lichaam dat iemand met een uniform
lachend haar zingende gezicht terwijl hij verder
praatte in een kussen duwde hoe hij obsceen zijn
handen in haar haren hield niet hoorde hoe haar
adem stokte en hoe het bloed zich in haar hersenen
verspreidde –
ik weet nu dat de muren blind en doof zijn
—
Het opiniestuk dat Amnesty International voor De Standaard schreef bij de 15e verjaardag van haar dood:
Bron: http://www.aivl.be/sites/default/files/bijlagen/OS_Semira2013_0.pdf
We schrijven 22 september 1998. Semira Adamu, een jonge Nigeriaanse vrouw die al zes maanden vastzit in een gesloten centrum voor vreemdelingen, sterft tijdens een poging tot gedwongen verwijdering. Ze stikt onder het kussen dat de politieagenten op haar gezicht drukken. Haar dood confronteert de Belgische samenleving met de gewelddadige kant van ons beleid rond de opsluiting en verwijdering van vreemdelingen. Maar hebben we in de 15 jaar nadien lessen getrokken uit haar dood?
Ja. Enerzijds wel. Na het drama werd een commissie opgericht die het gebruik van geweld tijdens gedwongen verwijderingen van mensen zonder wettig verblijf onder de loep nam. Aan een aantal aanbevelingen van de commissie werd gehoor gegeven. Zo kunnen vrouwen aan het einde van hun zwangerschap niet meer verwijderd worden en is het verboden om personen tegen hun wil geneesmiddelen in te spuiten. Ook worden kinderen sinds 2009 niet langer vastgehouden in gesloten centra. Tijdens de uitwijsprocedure verblijven ze met hun ouders in open terugkeerwoningen. Daar was een jarenlange strijd voor nodig en een veroordeling van België door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Het geweld gaat door
Anderzijds gaat het geweld bij de opsluiting en gedwongen verwijdering van vreemdelingen door. Ngomedewerkers die de gesloten centra bezoeken, verzamelen regelmatig getuigenissen. Zo is er het verhaal van de Afrikaanse man die met het gezicht vooruit op de grond viel omdat hij tijdens zijn verwijdering aan handen en voeten was gebonden. Zelfs oudere vrouwen worden geboeid en behandeld als misdadigers. Denk ook aan het verhaal van de vrouw die ’s ochtends vroeg werd gewekt en in haar nachtjapon naar de luchthaven werd gebracht. Ze was niet op voorhand verwittigd van de nakende gedwongen verwijdering.
We zien er ook hoe de maandenlange opsluiting – zonder dat er sprake is van enige beschuldiging van een misdrijf – kwetsbare vreemdelingen op zoek naar veiligheid of een betere toekomst tot wanhoopsdaden beweegt, zoals zelfmoordpogingen en zelfverminkingen. Niemand lijkt zich nog af te vragen wat dit leed van echte mensen kan verantwoorden.
Tijdens een gedwongen verwijderingsoperatie – van het vertrek in België tot aan de aankomst in het herkomstland – is het risico op schendingen van de mensenrechten groot. Het gebruik van dwang en geweld is immers toegestaan. Daarom voorziet de overheid in toezicht: een controle door de Algemene Inspectie van de Politie.Die dienst valt onder de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie, wat twijfels doet rijzen over zijn onafhankelijkheid.
Toezichthoudende agenten moeten een instantie controleren waarin ze na hun detachering zelf weer aan de slag moeten. Meer nog, de Inspectie voert slechts periodieke en gedeeltelijke toezichten uit. In 2012 werd slechts 2,6 procent van alle gedwongen verwijderingsoperaties gecontroleerd. Waarom bekrachtigt België het Optioneel Protocol bij het VN-Verdrag tegen Foltering niet, dat landen verplicht omde controle toe te kennen aan een volledig onafhankelijke instantie?
Het gedwongen verwijderingsbeleid is inhumaan, ondoorzichtig, en bovendien peperduur. Tussen 2008 en 2012 is het budget voor de gedwongen verwijderingen gestegen van 5,8 naar 8,07 miljoen euro. Dat bedrag omvat alleen de kosten van de verwijderingsoperatie en niet de kosten van het verblijf in het gesloten centrum van de omen bij de 8.000 opgesloten vreemdelingen per jaar. Dat komt neer op 40 euro per opgesloten vreemdeling per dag. Per verwijderde vreemdeling stegen de jaarkosten tussen 2008 en 2012 van 1.422 naar 2.097 euro. En dit terwijl onze regering zegt vooral in te zetten op vrijwillige terugkeer.
Bestrijd de oorzaken van migratie
De herdenking van de dood van Semira Adamu is dé gelegenheid om het gebruik van gesloten centra af te zweren als middel om migratiestromen te controleren. België moet het terugkeerbeleid fundamenteel omgooien: echt voorrang geven aan de vrijwillige terugkeer en meer alternatieven voor opsluiting ontwikkelen. Want die alternatieven bestaan: kijk maar naar de terugkeerwoningen voor gezinnen.
Nog fundamenteler is de manier waarop België en de Europese Unie migratie benaderen. Migratie is geen te bestrijden probleem of een bedreiging waartegen we ons moeten beschermen. Migratiestromen zouden we beter bekijken als het gevolg van conflict, vervolging, milieurampen en sociale en economische ongelijkheid in de wereld. Pas dan zullen we begrijpen dat we niet migratie, maar de oorzaken van migratie moeten bestrijden. En pas dan zullen we een echt correct en humaan migratiebeleid voeren.
Ondertekend door Amnesty International, Vluchtelingenwerk Vlaanderen, Ciré en Jesuit Refugee Service Belgium