Mannelijke vrouwen,
verslaafd aan perfectie,
maak me blij –
hart om hart,
op leven en dood
Ik was een samoerai
– man en vrouw –
Het schitterende duister
verboden toegang
(klik twee keer op de foto om ze te vergroten)
je zegt: ik kan de filter proeven
bij de laatste trek — en ademt diep
de peuk al uitgedoofd wanneer je
langzaam rook uitblaast
ik weet niet of ik je dan ken
of ik dan weet waarheen je gaat
waar je gedachten zijn
ik weet het wel: ik weet het niet
wanneer ik na de laatste trek
de rook uitblaas en niet
de filter proef
Ze kuiert door de stad
geschoeid en met een minimum aan
huid een minimum aan oog en oren
Daar ergens waar ze niet kan kijken
— voorbij de hoeken, voorbij het woud
van huizen — ligt de weg
Als ze haar neus zou openen zou ze hem ruiken
Heel even raakt de wind haar haren aan
Die is niet welkom hier maar ook
niet te vermijden
dit is het lichaam dat mijn ziel begrenst
— of niet
wanneer ik in het koude water ben
of op het strandje ronde keien zoek
wanneer mijn mond gesnoerd wordt
door het licht dat door het water
wordt weerkaatst en speelt tussen
de blaren terwijl de wind me tegemoet
komt uit een wolkeloze hemel
— dan niet
De bladeren vielen verschrompeld
aan mijn voeten tussen mijn tenen kropen
wormen door. Zo stil zo stil stond ik
Kom niet nee kom niet op de koude aarde
bij mijn enkels zitten om te vertellen
hoe de lente is. Ik slaap niet ik slaap niet
en niemand moet me wakker maken
Ik wil niet weten van het oorverdovende geruis
dat zich als stormen vastzet in mijn oren
Zo stil zo stil stond ik
En als er echt een lente is zal ik mij
loswoelen uit de verrotte blaren
Ik zal niet toestaan dat het loof weer voor mijn ogen groeit
geen vogels zullen in mijn takken huizen
noch zullen de lianen op mijn sappen teren
Mijn handen zullen weer tot handen worden
en koude wind zal uit de palmen komen
en mij
en dan het hele bos genezen
(Uit het langere gedicht Zo stil)
In den beginne was er niets
geen opstuivend zand geen wind geen woord
geen kleuren geen zwart-wit
Maar toen ik kwam
was alles al gemaakt: de woorden waren er
voor alles
behalve voor de dingen die alleen ikzelf kon zien
— maar daar werd niet over gepraat