Categoriearchief: gedichten

leeuw

Wie zag de wilskracht van de leeuw
toen hij nog – lusteloos en vegeterend –
rondjes liep en op bevel zijn tanden
en zijn kunstjes toonde

aan leeuwentemmer en publiek

Maar nu hij op de bleke nek
van de dompteur – die was vergeten
dat een leeuw een leeuw is en geen kat –
zijn kaken heeft gesloten

stokt onze adem

Het was de meute honden
waar we ons voor hoedden –
niet een circusdier

 

foto: driekleur - mjp

brug

foto: voetstap - mjp

I
Haar beentjes bungelen over de reling
Zij voelt achter zich de stappen vaag trillen
Hij staat achter haar legt een hand op haar schouder
zegt: Bruggen zijn soms gevaarlijke dingen

Ze spuwt in het water bijna op haar benen
Zijn hand gaat weer weg – nu staat hij naast haar
Hij leunt op de reling zijn hoofd op haar hoogte
en zegt: Van bruggen daar ga je van dromen

Ze duwt met haar ene voet tegen de andere
Wanneer de schoen loskomt zwaait zij
met haar been. Na de plons verschijnen
de kringen in ’t water

Hij staat recht als een vader – ze kan hem
niet zien maar ze weet dat zijn handen
verbijsterd hangen. Hij zegt: Ooit moet je
toch stoppen met dromen

En harder: Je moet op je sokken naar huis
Haar vrije tenen duwen tegen haar schoen
die valt met een plons in nog deinende kringen
Hij zegt niets. Ze voelt hoe zijn stappen vervagen

Ze voelt hoeveel harder de brug onder haar trilt
ze kijkt naar het water zegt:
dat schoenen niet drijven –
heb je me nooit verteld –

II
Ze ligt wakker in bed en kijkt hoe het dag wordt
Beneden hoort ze de stemmen al praten
Ze wil niet bewegen de droom niet verjagen
maar op straat rijdt een fietser luid bellend voorbij

Het rinkelen scheurt de droomvliezen open
De beelden zijn vaag en de stemmen zijn
dwingend. Wanneer ze zich aankleedt
betast ze haar vinnen –

Zij weten niets van de pijn in haar benen
de vlammende messen de gloeiende stenen
Zij denken dat ze een kind van hen is –
maar zij weet wel beter

III
De achterdocht kruipt langs haar benen omhoog
Ze voelt grote handen haar polsen omklemmen
Hij wil haar niet leren hij wil enkel zeggen
hoe zij het moet doen –

Ze laat haar benen naast de trappers hangen
Hij duwt haar geduldig zegt hoe ze moet remmen
Ze besluit dat ze het nooit
zal kunnen

centaur

Een beker koffie drinken in de vrieskou

De stoom voor zijn gezicht doet glinsteren het avondlicht
dat op de daken valt – de lucht is blauw, het zal gaan vriezen.
Hij groet de mensen die hij nog herkent en in de verte ziet hij
het gebouw – gerestaureerd – dat nooit door mooier spots
beschenen is.

De spot die hij gekend heeft –
Giet hij de koffie uit zijn thermos in de beker dan denkt hij aan
de man die op de paarden lette en op een bankje voor de stallen
brood at en in zijn beide handen een beker koffie hield –
en aan de koude.

De stomheid die hij speelde –
Maar op elk ogenblik van elke dag keek hij en zag –
Zijn lippen op de bekerrand schrikt hij van duiven die
fladderend elkaar een homp beschimmeld brood benijden.

Het licht is nooit tevoren mooi geweest als nu en met het licht
wordt alles mooi en zelfs de mensen met die glans op hun gezicht
beseffen niet hoe mooi ze zijn, net als de huizen –

Vanuit de populieren stijgen zwarte zwermen vogels op. Hij weet
de schoonheid hiervan en geniet voor weer de kille kou zal komen –
Eens hadden zij hem hier vol bier gegoten en luid had hij
gelachen om de blikken toen hij overgaf.

Hij was naar huis gezwalpt – Waarom had hij gelachen? –
Mijn kracht had hij daarna gezegd tegen zijn vrienden
– hij weet niet of het vrienden waren – is dat ik instort
uren na wat kraakt. Alleen de schoonheid

is als klepels in mijn hart. En woede, woede ken ik niet
alleen wanneer ik eenzaam op mijn kamer zit – en nog geloof
dat er een hemel is – en dan bedenk waar ik mijn beslagen
hoeven had moeten gebruiken –

 

(bron illustratie)

droogte

De droge bedding strekt zich voor me uit
mijn tenen raken zacht de rulle aarde

De mist trekt op

Er is geen water meer maar ook geen stroming
De overkant kan ik nu zonder moeite halen

foto: stroom - mjp

hand

ik was een kind en kende tegenspoed
alleen maar uit de boeken. ik wist niet
van de hand die zich onzichtbaar – als
een scherm – boven mijn hoofd bevond

en zonder het te raken
mij behoedde

foto: mieren - mjp

bolsters

Samhain*

foto: houten gedicht - mjp

foto: houten gedicht deel 2 - mjp

 

Ik moet mijn huis
nu op mijn schouders dragen
en in de aarde alles
wat teveel geworden is
begraven

Ik moet de noten
uit hun bolsters halen
en voedsel eten
dat ik nog niet ken

Ik moet mijn handen
in het koude water wassen
en zingen
met een nieuwe stem

Ik moet de rusteloosheid
niet verwarren
met verlangen

Ik moet mijn voeten warmen
bij het vuur

* http://nl.wikipedia.org/wiki/Samhain