brand

foto: blushelikopter - mjp

Portugal

Om 7 uur word ik wakker. Het aroma van geurig haardvuur dringt mijn neusgaten binnen. Even ben ik gedesorienteerd. Dan sta ik langzaam op en loop naar het open raam in de badkamer. Ook daar hangt de geur. Sterker nu.
Half slapend ga ik naar de deur. De geur is sterker hier. In mijn beperkt arsenaal van bekende geuren is het een mengeling van eucalyptusolie en open haard.

Ik ga naar buiten, de koele ochtend in. Er hangt een lichte mist tussen de bomen. Ik loop naar de hoger gelegen openbare weg (stel je hierbij niet meer voor dan een goed onderhouden zandpad dat bij de eerste regenbui opnieuw verwordt tot een hobbelig pad vol geulen), maar ik zie nergens zwarte rook of vlammen. De geur is zacht en ver weg, toch branden mijn ogen een beetje. Ik loop de andere kant op om uit te kunnen kijken over de rivier (die eigenlijk geen rivier is maar een stuwmeer – wat minder romantisch klinkt, maar even mooi is). Aan de overkant hangt tussen de bomen ook een witte mist. Of is het rook?

Als ik mezelf gerustgesteld heb dat ik nergens in de buurt vlammen zie, nergens het geluid van knisperend vuur hoor, ga ik terug naar bed om nog twee uurtjes te slapen. In huis hangt nog steeds die aromatische brandgeur die in mijn ogen prikt.

De volgende dag blijkt dat iedereen in het dorp het geroken heeft, de hele nacht, maar niemand weet waar het gebrand heeft…

Het duurt zo lang voor je een land kent. En met “land” bedoel ik niet de door mensen aangebrachte begrenzing van taal en gebruiken – al bedoel ik ook die. Ik bedoel de grond, de omgeving, de combinatie van straten en bomen, van dieren en mensen. Het duurt zo lang voor je het allemaal begrijpt. Waar de gevaren zijn, en waar de veilige plekken.

Zo heb je hier bijvoorbeeld enerzijds de loslopende lieve honden, die zomaar komen aanwandelen – als katten -, die vrij en hongerig en onverzorgd, maar ook onbezorgd zijn. Van niemand en van iedereen. En anderzijds de vals gemaakte honden, met blauw ruw nylontouw vastgebonden aan een schuurtje. Mishandeld en gemeen. Zodat je niet weet welke honden je kan aaien met als enige risico een paar vlooienbeten, en welke beter niet.

En ik weet dus ook niet hoe het ruikt als er een bosbrand is, of hoe je weet dat hij dichtbij is, en waar je dan heen moet vluchten in dit totaal onoverzichtelijke landschap (naar het dorp, naar de rivier, naar boven, naar beneden?) toch voor iemand als ik, die is opgegroeid in een stad, in een plat land, waar de grootste hoogteverschillen bestaan uit trappen, in huizen. Voor iemand als ik, die eerst alle gevaren in kaart moet brengen van een plek voor ze er de schoonheid van kan waarderen.

Vertrouw niemand en wantrouw alles. Dat zou mijn motto zijn als ik er een had – maar ook motto’s zijn onbetrouwbaar.

Ik dwaal af. Iedereen was het er dus over eens: ergens had een brand gewoed, we hadden hem tenslotte geroken, maar we wisten niet waar. We wisten niet waar nu die troosteloze zwarte vlakken in het landschap waren, waar dit veerkrachtige land volgend jaar al nieuwe gaspeldoorn en struiken zou zien verschijnen en het jaar daarna bomen. Maar ik was gerustgesteld dat ik het kon ruiken, zelfs als ik sliep…

De volgende dag is het echter omgekeerd. Ik ruik niks. Eerst horen we de sirene en dan vliegt de gele helikopter over van de andere kant van het water, cirkelt laag boven het bos verderop, keert terug naar de rivier met neergelaten bluszak, schept water en komt terug. De brand is zo’n 500 meter van ons huis, op het land van de buren. Dat we hem niet ruiken is eigenlijk goed nieuws: de wind waait dus weg van ons. Maar ook verontrustend: als ik in het huis was geweest had ik er niks van gemerkt.

En ik besef het weer: ik weet nog niks van dit land, nog niks van hoe ik me erin moet bewegen. Ik weet alleen hoe kwetsbaar en tegelijk veerkrachtig het is, …

berghelling 1 jaar na brand

berghelling 1 jaar na brand

 

foto: berghelling 8 jaar na brand

berghelling 8 jaar na een brand

 

Geef een reactie