Auteursarchief: Johanna

zonlicht

Toen zonlicht op het water viel

foto: berenklauw - mjp

berenklauw - mjp

De stemmen in haar hoofd die riepen om haar handen
waren al lang vervlogen toen zij haar voeten
in de koude aarde zette. Haar stappen galmden
niet, de grond was zompig en niemand zag
of hoorde haar.

Er was geen ochtend en er was geen nacht en
glinsterend viel zonlicht op het water en nergens
waren bijen nergens bloemen. De modder bij de zee
was zwart en paars en regen viel als zij de hemel raakte
met haar hand.

De ogen
schiep zij eerst – uit blaren, die blonken door het zonlicht
en het water. Toen kwam de adem die zij leende van de
wolken.

Op de golven dreef een schip dat ze gemaakt had van
een boomstam en om het water spande ze acanthusblad.
Toen zette ze haar schepping recht met sterke takken en
zonder nog te talmen

wierp zij haar hart de hemel in en schreeuwde: ik zal
de nacht zijn en het duister en hen behoeden voor het licht
– de bloemen van de berenklauw zullen hun weg verlichten
en blind zal hen het zonlicht maken.

zilver

het licht was blauw en viel op de straten
waar zwakke lantarens de keien beschenen

hier kwamen geen mensen meer na middernacht
maar schimmen bewoonden de warme portalen

— het woord in mijn hart als snel smeltend zilver
vloeit tussen de stenen
mijn warme adem wordt mist op de ruit

foto: blauw licht - mjp

blauw licht - mjp

Poetry

Jeanette Winterson in Why Be Happy When You Could Be Normal?

“So when people say that poetry is a luxury, or an option, or for the educated middle classes, or that it shouldn’t be read at school because it is irrelevant, or any of the strange and stupid things that are said about poetry and its place in our lives, I suspect that the people doing the saying have had things pretty easy. A tough life needs a tough language – and that is what poetry is. That is what literature offers – a language powerful enough to say how it is.
It isn’t a hiding place. It is a finding place.”

los zand

Dát geluid –
klapperend zeil

foto: vlieger - mjp

vlieger - mjp

een meeuw die schreeuwt –
alsof de tijd heeft stilgestaan

Want zo is het geheugen niet
dat het onthoudt wat na elkaar gebeurde
Het gooit de plaatsen samen

Zo verliet je me eerst en sliep ik toen
met een ander
Zo brak je mijn hart en hield je me vast
voor het eerst
Alsof er op dit strand geen keien liggen
maar los zand

donderwolken

foto: onweer - mjp

onweer - mjp

Heeft iemand naar de lucht
gekeken?

Want iedereen keek naar
de velden en hoe
het licht schuin op het goudgeel koren
viel en hoe de bloemen zich
in schoonheid sloten
En hoe het duister aan de randen
van de wereld lag

Maar niemand keek
hoe donderwolken
samenpakten

4e Nacht van de Powezie

’t Klooster
Ploegstraat 25-27, 2000 Antwerpen

Op 30 april 2012 las ik – net als talloze andere dichters uit binnen- en buitenland – voor op de Nacht van de Powezie in ’t Klooster in Antwerpen. Een onderdompeling in hedendaagse poëzie en alle vormen die ze kan aannemen.
De prachtige omgeving – een oud klooster, inclusief lange gangen, kerk, kapel, binnentuin – geeft je even het gevoel dat je niet meer in de stad bent. Helemaal in de lijn van het gebruikelijke chaotische verloop van de dag, las ik voor op een ander uur en een andere plaats dan gepland, voor een gelukkig aandachtig publiek.

Het prachtige weer hielp zeker mee, maar ik heb me tijdens de zeven uren dat ik daar was geen moment verveeld. In alle ruimtes was wel iets te doen: in de kapel, de binnentuin, de gangen, de eetzaal – overal stonden podia waarop de meest diverse artiesten hun ding deden.

De sfeer was geweldig. De dichters ook.

info dichters

foto: podium tuin Nacht van de powezie

Een hond die luistert - foto: Runa S.

muze

foto: slak - mjp

slak - mjp

ze zal groter zijn en zwaarder en
breder dan mijn ziel
ze zal als vocht zijn op de kille
kamermuren en ’s ochtends
met haar handen in mijn ingewanden woelen

ze zal de straten tot glibberige
sporen maken van slakken in
de kelders van paleizen
ze zal sterker zijn dan ik
en van de bomen kasten
en bewijzen maken

ze zal mooier zijn
en als een klimplant langs
mijn benen opwaarts groeien
— en ze zal eenzaam zijn
nog eenzamer dan ik

Twee levens

Vasalis: “Mijn gewone, dagelijkse leven en een ander leven, dat er onderdoor stroomt, zijn heel, heel verschillend. Ik zou van die onderstroom mijn dagelijks leven niet kunnen maken. Jij, en de dichtkunst en nog een paar dingen vormen de ondergrondse werkelijkheid. Afgezien van al deze moeizame woorden kan ik gewoon zeggen, dat ik niet weet hoe ik je noemen moet. Ik heb geen behoefte een van de etiketten , die je voorstelt op mijn gevoel voor jou te plakken.”
“Ik hoed een soort eenzaamheid en armoede, die ik onmogelijk voor langere tijd kan opheffen. Ik moet alleen zijn en beschouw het andere als een groot gevaar. Met Jan ben ik alleen.”

(Uit: Maaike Meijer: M. Vasalis. Een biografie, p.352)

Vasalis schrijft dit aan Victor van Vriesland, die haar een aanzoek doet (ook al is Vasalis dan al jarenlang getrouwd met Jan Droogleever Fortuyn).

Het dichten is niet die onderstroom, die ondergrondse werkelijkheid, maar maakt er deel van uit. Herkenbaar is de gelaagdheid in het leven en hoe de passionele liefde deel uitmaakt van die onderstroom en er tezelfdertijd een bedreiging voor is.

 

foto: ondergronds - mjp

santé

Dat zal ik doen

foto: ver - mjp

ver - mjp

Ik zal de afstand
niet meer meten
Ik zal denken:
dit is mijn huis
dit is de huid
waarin ik woon
die niet moet
worden aangeraakt
(dan door de kou)
om te bestaan
Dit is het voetpad

van mijn dromen