Auteursarchief: Johanna

centaur

Een beker koffie drinken in de vrieskou

De stoom voor zijn gezicht doet glinsteren het avondlicht
dat op de daken valt – de lucht is blauw, het zal gaan vriezen.
Hij groet de mensen die hij nog herkent en in de verte ziet hij
het gebouw – gerestaureerd – dat nooit door mooier spots
beschenen is.

De spot die hij gekend heeft –
Giet hij de koffie uit zijn thermos in de beker dan denkt hij aan
de man die op de paarden lette en op een bankje voor de stallen
brood at en in zijn beide handen een beker koffie hield –
en aan de koude.

De stomheid die hij speelde –
Maar op elk ogenblik van elke dag keek hij en zag –
Zijn lippen op de bekerrand schrikt hij van duiven die
fladderend elkaar een homp beschimmeld brood benijden.

Het licht is nooit tevoren mooi geweest als nu en met het licht
wordt alles mooi en zelfs de mensen met die glans op hun gezicht
beseffen niet hoe mooi ze zijn, net als de huizen –

Vanuit de populieren stijgen zwarte zwermen vogels op. Hij weet
de schoonheid hiervan en geniet voor weer de kille kou zal komen –
Eens hadden zij hem hier vol bier gegoten en luid had hij
gelachen om de blikken toen hij overgaf.

Hij was naar huis gezwalpt – Waarom had hij gelachen? –
Mijn kracht had hij daarna gezegd tegen zijn vrienden
– hij weet niet of het vrienden waren – is dat ik instort
uren na wat kraakt. Alleen de schoonheid

is als klepels in mijn hart. En woede, woede ken ik niet
alleen wanneer ik eenzaam op mijn kamer zit – en nog geloof
dat er een hemel is – en dan bedenk waar ik mijn beslagen
hoeven had moeten gebruiken –

 

(bron illustratie)

moois

Hoe het precies werkt weet ik niet en kan ik niet verwoorden. Maar ik was vanavond op Werktitel 2 waar Stijn Vranken en Charlotte Dumortier hun gezamenlijke work-in-progress voorstelden. En dat was zo mooi dat ik daarna, op de fiets naar huis in het donker de werkelijkheid opeens anders zag. Alsof er in alles een verhaal zat. Ik keek naar het rode fietspad voor me, netjes afgebakend met een witte stippellijn – en het leek wel of ik het kon uitknippen. En in het licht van de straatlantaarns was die boom waar alle bladeren afgevallen waren, behalve enkele, de gele blaren als een deken op de haagjes die eromheen stonden, zo poëtisch, alsof hij uit woorden bestond, of een tekening was.

Dát effect van een mooie creatie – deze keer van het onafgewerkte “De wet van of” (wat moet het effect wel niet zijn als het áf is?) – waardoor de werkelijkheid een andere dimensie krijgt en de dingen een verhaal worden, alsof je even op reis was, of nog bent, maar dan zonder de fuss van bagage en ongemakken – dat effect kan ik dus niet verwoorden, maar ik vind het fantastisch als het me overvalt.

bron illustratie: http://stijnvranken.wordpress.com/

droogte

De droge bedding strekt zich voor me uit
mijn tenen raken zacht de rulle aarde

De mist trekt op

Er is geen water meer maar ook geen stroming
De overkant kan ik nu zonder moeite halen

foto: stroom - mjp

hand

ik was een kind en kende tegenspoed
alleen maar uit de boeken. ik wist niet
van de hand die zich onzichtbaar – als
een scherm – boven mijn hoofd bevond

en zonder het te raken
mij behoedde

foto: mieren - mjp

Bajesdorp 3-11-12

3 november, Bajesdorp – Amsterdam

Op 3 november trad Woordwasdraad op in de boomhut in Bajesdorp. De wind deed ons huisje bewegen, maar het was wel knus. Het was een heerlijk festival met alleen maar unplugged muziek, buiten en in de diverse huiskamers. Buiten was er vuur om ons aan te warmen (dat was ook nodig) en er was zelfs een zelfgebouwde sauna.

Affiche Bajesdorp 3 november

foto’s vind je op de Facebook-pagina van Woordwasdraad: foto’s Bajesdorp

bolsters

Samhain*

foto: houten gedicht - mjp

foto: houten gedicht deel 2 - mjp

 

Ik moet mijn huis
nu op mijn schouders dragen
en in de aarde alles
wat teveel geworden is
begraven

Ik moet de noten
uit hun bolsters halen
en voedsel eten
dat ik nog niet ken

Ik moet mijn handen
in het koude water wassen
en zingen
met een nieuwe stem

Ik moet de rusteloosheid
niet verwarren
met verlangen

Ik moet mijn voeten warmen
bij het vuur

* http://nl.wikipedia.org/wiki/Samhain

Walden

“I have learned that the swiftest traveller is he that goes afoot. I say to my friend, Suppose we try who will get there first. The distance is thirty miles; the fare ninety cents. That is almost a day’s wages. I remember when wages were sixty cents a day for laborers on this very road. Well, I start now on foot, and get there before night; I have travelled at that rate by the week together. You will in the mean while have earned your fare, and arrive there some time tomorrow, or possibly this evening, if you are lucky enough to get a job in season. Instead of going to Fitchburg you will be working here the greater part of the day.

This spending of the best part of one’s life earning money in order to enjoy a questionable liberty during the least valuable part of it, reminds me of the Englishman who went to India to make a fortune first, in order that he might return to England and live the life of a poet.”

Uit het essay “Economy” in Walden van Henry David Thoreau, 1854

Dat was natuurlijk lang geleden. En voor een reis van 30 mijl betalen we natuurlijk al lang geen dagloon meer. Zelfs voor een reis van 3000 kilometer soms niet eens.
Toch betaalt iemand daarvoor de prijs, betalen wij zelf daarvoor een andere prijs.
En de vraag of je de meest kostbare uren van je dag wil inruilen voor dingen die je niet zou nodig hebben als die uren nog van jou waren – blijft ook actueel.

 

cover: walden - thoreau (penguin edition)

Huiskamer 13-10-12

Op 13 oktober 2012 bracht dichterscollectief Woordwasdraad een eerste huiskameroptreden. En het was meteen geslaagd! Zowel in kwantiteit als in kwaliteit.
Heerlijke hapjes, heerlijke mensen en een prachtig sfeervol huis met zowel binnen als buiten een open haard. Wat kan een dichter zich nog meer wensen.

Na de opvoering van onze trialoog “Woeker” lazen we binnen bij het haardvuur voor uit eigen werk.
Het aandachtige publiek was hartverwarmend stil.

 

foto: huiskamerpoëzie

handen

Ik word niet wakker in een nieuwe stad
Mijn dromen leven nog als ik mijn ogen open
De stad waarin ik woon is niet veranderd

Zij die er woonden wonen er nog steeds
en wat zij dachten denken ze nog steeds
De stad waarin ik woon is net als gister
van dezelfde mensen – de  mensen die

hun haat met trots verwarren, hun angsten
met beleid, die in hun dronken schaduw
Lange Wapper zien –

Het is een oude stad,  geworteld in
legenden, waar hoop en haat
door de gedempte ruien stromen
– ondergronds –

en waar de reus alleen zijn vuisten heeft
om Brabo te bevechten – zonder hoofd –
terwijl de Schelde dichtslibt en een slang
van auto’s wurgend om de stadswal ligt

De lucht hangt stil – een bruinig waas
weerkaatst het veel te felle licht

Wie nu nog droomt –
droom met je
handen

foto: handen - mjp