Auteursarchief: Johanna

klimplanten

foto: klimplanten - mjp

Ik wil je niet verliezen aan mezelf. Ik wil je liever
verliezen aan iemand aan iets – de draaikolk van
woede de kracht van verzet in mijn lijf. Maar niet

dit langzame vergeten, de planten die je kamer
traag omhullen en hoe je wegglijdt uit mijn ziel
en dan vergeet mijn hand te grijpen –

zo stil

tekening Geert Pas: "boomvrouw"

Zo stil
zo stil
stond ik
dat mijn voeten
als boomwortels werden

Dat mijn haren
als lange lianen
over de scheuren
in mijn wangen
groeiden
Ik knipte ze
ik knipte ze

en de lianen
vielen aan mijn voeten
als haren
als haren

En langzaam groeide loof
waar ze me steeds hadden verstikt
en vogels nestelden zich
in mijn blaren
Zo stil
zo stil
stond ik

Ze zongen liederen
die ik niet hoorde
de sappen stroomden
luider dan de zee
luider dan de waterval
de sappen stroomden
in mijn oren

De zomer droeg
de jongen mee
Ik wuifde ze
met weemoed na
en zag ze niet
als stippen aan de horizon
verdwijnen
Zo dicht
groeide het bladerdek
rondom mijn ogen
Zo dicht

Zo stil
zo stil
stond ik
Toch hoorde ik
de winter niet
die langs mijn voeten
in mijn aders kroop
en alle sappen
deed verstarren

Zo leeg
zo leeg
was ik
De bladeren
vielen verschrompeld
aan mijn voeten
tussen mijn tenen
kropen wormen door

Ik sliep niet
ik sliep niet

al leek dat wel zo

Zo stil
zo stil
stond ik

Kom niet
nee kom niet
op de koude aarde
bij mijn enkels zitten
om te vertellen
hoe de lente is

Ik slaap niet
ik slaap niet
en niemand moet me
wakker maken

Ik wil niet weten
van het oorverdovende geruis
dat zich als stormen
vastzet in mijn oren

Zo stil
zo stil
stond ik

En als er écht
een lente is
zal ik mij loswoelen
uit de verrotte blaren
Ik zal niet toestaan
dat het loof weer
voor mijn ogen groeit
geen vogels zullen
in mijn takken huizen

noch zullen de lianen
op mijn sappen teren

Mijn handen
zullen weer tot handen worden
en koude wind
zal uit de palmen komen
en mij
en dan het hele bos
genezen

 

tekst: johanna pas
tekening: geert pas

 

Aron Demetz heeft enkele beeldhouwwerken die perfect aansluiten bij dit gedicht. Bekijk zeker zijn prachtige werk op www.arondemetz.it

nieuwbouw

Het kan niet dat hier iemand woont

De strakke gevel en de ruiten zonder stof
het voetpad zonder mos of sporen.

Het kan niet dat hier iemand komt
die deurbel is nooit ingedrukt
achter dit raam is nooit gezeten
aan deze deurmat heeft geen
schoenzool zich gewreven

die tafel is nog nooit gedekt
geen vingertoppen hebben zich
hier aan de trapleuning vergrepen
op deze bedden heeft nog nooit een
beer gelegen. Wie hier nog woont is niet

in leven.

foto: smalle steeg - mjp

Beluister hier het gedicht:
[audio:http://www.johannapas.be/core/wp-content/uploads/2013/09/Nieuwbouw-MJ-Pas.mp3]

Consciencebuurt 8-9-13

Op 8 september traden Runa S. en ik op op de dag van de Antwerpse vertelkunst, georganiseerd door de Consciencebuurt.
Straatgedichten werden het, op de stoep van boekhandel ’t Verschil, mét versterking zodat de huizen aan de overkant het ook konden horen.
Heel even voelde ik me een straatpredikant – maar ik weet niet precies wat de boodschap dan was.
Het was prachtig weer. Er waren veel vluchtige voorbijgangers, maar vooral waren er een paar enthousiaste toehoorders die bekenden liefhebbers van de poëzie te zijn. En dat maakte natuurlijk onze hele dag goed.

foto: Luc Peeters

 

Bajesdorp 7-9-13

Runa S. en ik brachten de tekst van Woeker! in avant-prem!ère op het Bajesdorpfestival. De perfecte omgeving voor dit driestemmige gedicht dat gaat over de strijd tussen stad en bos die in ons binnenste woedt. Driestemmig? Jawel – een stem kwam uit de box die je op de foto ziet, want Stefan Heulot kon er helaas niet bij zijn.

In de lijst van originele podia, kon dit optreden op diverse fronten tellen! Een prachtig decor, een attent publiek en een tot creativiteit inspirerende omgeving. En ook was het nu warmer dan vorig jaar… Meer moet dat niet zijn.

Kijk zeker eens op de site van Bajesdorp voor meer info over wie ze zijn, wat ze doen en waarom ze er zijn.

pipowagen Bajesdorp

 

Nocturne Merksem 30-8-13

In het feeërieke Bouckenborgpark (Bredabaan 561, Merksem), schaars verlicht met kaarsen en gekleurde lampjes, traden we op met Woordwasdraad. Van 21u tot 23u vermaakten we de avondlijke parkbezoekers, die bij ons op een bankje gingen zitten of even bleven staan om te luisteren.

Het was een heerlijke zomerse avond, met veel aangenaam volk en veel onaangename muggen, in een prachtig decor waar we ons helemaal in thuis voelden. En tot slot mochten we ook nog eens genieten van de acrobaten die op het veld voor het kasteel optraden.

Meer info over dit jaarlijkse evenement vind je hier.

 

Bouckenborgh - foto: Stefan Heulot

Niezen – een verhaal

of: Om een boek te lezen moet je de rug soms breken

Johanna Pas

(Dit verhaal verscheen eerder in de verhalenbundel Het experiment van Uitgeverij LaVita Publishing)

mooier dan literatuur

Wat had ik móéten zeggen. Ze wilde niet bij mij zijn. Dat kon ik voelen aan de manier waarop ze haar hand op mijn onderrug legde. Die voelde niet als “ik wil hier zo snel mogelijk vandaan om met je alleen te zijn en je thuis op het vloerkleed te nemen”. Nee, die voelde als “ik wil hier zo snel mogelijk vandaan…” Die voelde als “ik wil dat het achter de rug is”.
Mijn rug voelde het, maar het drong nog niet helemaal tot me door. Mijn gezicht bleef lachen, al stond het hare strak. We liepen samen het station uit, af en toe raakte ze met een gewoontegebaar zacht mijn bovenarm of mijn pols aan om me te sturen. Het was druk. We moesten tussen de mensen door laveren.

Op het tafeltje naast haar ouderwetse fauteuil lag het boek De kracht van het alleen zijn. Ze zette de muziek niet aan. Ze liep meteen door naar de keuken om koffie te zetten en riep van ver: ‘Heb je honger?’
Wat is het makkelijk om achteraf alle signalen op een rijtje te zetten, om als een film alles opnieuw af te spelen vanaf mijn aankomst op het station. Maar op het moment zelf begreep ik nog niets.
Ik hád honger, maar ik zei nee. Misschien had ik beter wel iets kunnen eten toen. Het zou daarna nog zo lang duren voor iets me weer smaakte.
Toen ze met haar beker koffie tussen de vingers geklemd tegenover me zat aan de kleine houten tafel, kreeg ik het plotseling koud. Het is vreemd hoeveel sneller het lichaam dingen weet. Het hoofd dient alleen maar om er woorden van te maken en om het – achteraf – net zo lang te analyseren tot er alleen nog een vage angst overblijft.

Van wat ze zei herinner ik me niets meer. Ze zal vast haar best gedaan hebben om geen clichés te gebruiken. Of zei ze toch iets over “vrienden blijven”? Ik herinner me alleen nog de geur van de koffie die aangebrand rook, en het zwarte vlak in mijn kopje, omdat ik er de hele tijd naar zat te staren terwijl zij haar monoloog hield. En ik herinner me het geluid van sirenes in een straat verderop en dat ik dacht: dat is natuurlijk erger – ziek zijn of dood gaan of in een ambulance liggen…
Ik herinner me dat ik zo mijn best deed om niet te huilen dat mijn oren ervan suisden.
En ik herinner me dat ze uiteindelijk zacht twee vingers tegen mijn hand legde en mijn naam zei. Maar ik kon niet opkijken. Ik kon niet bewegen. Ik kon niets zeggen. Wat had ik moeten zeggen?

Van de treinreis terug naar huis herinner ik me ook niets behalve dat er geen wolkje aan de lucht was. Alleen dat hartverscheurende herfstblauw dat me naar de keel greep.
Het laatste stukje fietsen herinner ik me wel. En hoe ik mijn handen bijna niet meer van het stuur kreeg, zo hard had ik mijn vingers eromheen geklemd. En hoe het licht van de laaghangende zon me verblindde toen ik mijn straat in reed.

***

Ik kijk uit het raam naar het uitzicht dat ik al jaren ken. Het ziet er opeens anders uit. Ik probeer me de nachtmerrie te herinneren die ik vanmorgen had. Mijn collega klikt met zijn balpen en ik word opnieuw in het nu gezogen.
De droom ging over haar. Maar wat was het verhaal?
Het is maanden, bijna een jaar geleden dat ik haar voor het laatst zag. Iemand vertelde me onlangs dat ze verhuisd is.
Ik kan me al niet meer herinneren hoe haar stem klonk, hoe haar lippen smaakten ’s ochtends, en haar hals. Alleen haar geur kan ik zo weer oproepen.
Mijn collega zegt iets tegen me. Ik draai me om en kijk hem aan. Hij ziet er geschokt uit. Pas dan voel ik de tranen die langzaam vanuit mijn ooghoeken naar beneden rollen.

De hemel is kraakhelder. De mensen op straat kijken vrolijk en open, al bijt de vroege vrieskou in hun neuzen. Ik steek mijn handen dieper in de zakken van mijn jas en krom mijn schouders.
Vannacht had ik die droom weer maar hij wordt nog steeds niet concreet. De beelden komen niet terug. Alleen de vage onrust en haar aanwezigheid. De droom brengt haar weer hier. Veel meer dan de foto’s – waar ik al lang niet meer naar kijk – of haar brieven – die ik nog steeds niet heb verbrand. De droom wekt de herinnering aan haar in mijn lichaam.
Er scheurt een ambulance langs. Het geluid doet pijn aan mijn oren. Ik loop een bistro binnen en bestel een espresso. De branding van de koffie dringt mijn neus binnen.
Die vage triestheid hoort nu eenmaal bij de herfst, houd ik mezelf voor. Ik laat het gevoel door me heen gaan en het vervaagt weer, maakt plaats voor een soort blijheid – wat je voelt bij een mooie trieste film. Wat je voelt bij iets dramatisch dat niet over jezelf gaat.
Ik hoef me niet groot te houden vandaag. Ik hoef nergens heen.

Het schemert al als ik weer buiten sta en in de richting van het antiquariaat loop. Het lijkt eeuwen geleden dat ik er geweest ben. Vorige herfst misschien. De herfst is het seizoen voor oude boeken.
Meteen als ik binnenkom begint mijn neus te kriebelen. De geur van stof en zuur papier, van mensenhuid die zich heeft vastgezet in omgeslagen bladzijden. Ik nies.
‘Gezondheid,’ zegt iemand.
Terwijl ik mijn zakdoek opdiep uit mijn broekzak kijk ik op. Van achter een van de rekken verschijnt een vrouw.
‘Dank je,’ zeg ik met een grijns. Mijn zakdoek blijft halverwege in de lucht hangen. Ze glimlacht en verdwijnt terug achter de boeken. Pas dan weten mijn handen weer dat ze mijn neus gingen snuiten.
Ik loop tussen de kasten door en laat mijn vingers doelloos over de ruggen glijden zonder de titels echt te lezen. Ik weet niet wat ik zoek. Iets verdrietigs? Iets romantisch? Iets informatiefs? Dan zie ik een kast met het bijschrift lesbische fictie. Dat is nieuw. Ik neem enkele boeken van de plank. Ze roepen herinneringen op aan vroeger. Aan de honger naar verhalen waarin ik mezelf zou kunnen terugvinden, of een leidraad, een formule voor de liefde. Heel even wil ik weer die honger voelen, zowel naar boeken als naar de absolute overweldigende en grootse liefdes die nog in het verschiet lagen.
Het is nu helemaal donker buiten en de winkel voelt als een kleine cocon die uit de tijd is gevallen. Ik houd het boekje Vrijages van Pia Fraus in mijn handen – een veelbelovende titel – en sla het open. De rug breekt bijna en bang dat het papier zal loslaten sla ik het snel weer dicht. Opnieuw moet ik niezen. Ik kijk om me heen maar niemand zegt “gezondheid”.
Een boek waarvan ik moet niezen is vast een goed boek.
De vrouw van daarnet zit op een hoge kruk achter de gladde houten toonbank te lezen.
Ze legt haar boek voor zich neer als ik aan kom lopen. Eerst herken ik de kleur van de kaft, dan pas zie ik de titel: De kracht van het alleen zijn, Anthony Storr.

En dan herinner ik me de droom weer die ik al wekenlang elke nacht droom.

Ze zit op een rots bij een rivier naar het water te kijken. Ik sta achter haar en plotseling is ze twee personen. Eentje staat voor me en zegt iets en de andere zit nog steeds op de steen bij de rivier naar het water te kijken.
Ik kan niet horen wat ze zegt en als ik probeer haar aan te kijken zie ik niet haar gezicht maar een boek, een gesloten boek. De kaft komt me bekend voor maar ik kan de titel niet lezen. Ze blijft maar praten en ik word steeds woedender omdat ik haar niet begrijp.
Ik grijp een steen van de grond en sla hem hard tegen het boek dat haar hoofd is. Als een glas spat het uit elkaar in duizenden stukjes. Dan is de rots bij het water leeg en ze staat niet langer voor me.

‘Is het goed?’ vraag ik en wijs naar het boek dat ze opzij heeft gelegd.
‘Het is heel interessant,’ zegt ze. ‘In theorie.’ Ze grijnst met één kant van haar mond en laat haar blik op het boek in mijn handen vallen: ‘Maar dat is vast meeslepender… in de praktijk.’

 

© M. Johanna Pas – dit verhaal verscheen eerder in Het experiment en andere verhalen over vrouwenliefde, Utrecht: LaVita Publishing, 2010
een ander verhaal van mij is als mini-e-book te koop via deze link.

Woeker 28 & 29-9-13

In het laatste weekend van september treedt ons dichterscollectief Woordwasdraad twee keer op in De Nieuwe Vrede. Maar dat niet alleen. Gedurende twee dagen kan je deelnemen aan ons kunstproject en genieten van muziek, woord en beeld.
Bovendien stelt Woordwasdraad haar eerste boekje voor: Woeker! Deze centrale tekst van het hele project bevat het gesprek tussen stad en bos dat in je binnenste woedt.
Word je tijdens dit weekend bevangen door inspiratie? Dan kan je die ter plaatse kwijt op onze “Woeker-wall” of op ons vrij podium. Voel je nu al iets opborrelen? Stuur dan een foto, tekening of gedicht naar woordwasdraad@gmail.com en wie weet komt jouw creatie op onze Woekermuur.

Wat gebeurt er als stad en bos met elkaar in gesprek gaan en de weg ze nader tot elkaar probeert te brengen? Maak mee het verhaal.

“Woeker!” wankelt op de grens tussen waarheid en leugen, trouw en ontrouw, stad en bos. Laat je ook misleiden door dit meerstemmig kunstproject van Woordwasdraad.
Het definitieve programma:

programmaflyer Woeker

Voor WOEKER! werkt Woordwasdraad samen met: Xavier Roelens (presentatie en woord), Anneleen Van Offel (woord), Sylvie Marie (presentatie en woord), Béatrice Casse (beeld), Wim Van Genechten (beeld), Geert Pas (beeld), Jean Demey (muziek), Viktor (muziek) en Gerrit Verhoeven (muziek).

in De Nieuwe Vrede, Vredestraat 16-22, Berchem
zaterdag 28 september: 19u tentoonstelling open, 20u voorstelling
zondag 29 september: 15u tentoonstelling open, 16u voorstelling
Inkom:  € 5,- euro